Onze reis begint op het moment dat we de achterdeur uitstappen. De deur die niet alleen toegang geeft tot onze tuin maar die we ook gebruiken als uitvalsbasis naar de garage en de straat. Geen wonder dat onze dochters soms twijfelen welke deur ze moeten nemen als we het over de voordeur hebben. We stappen dus de achterdeur uit. Ik check – naar onhebbelijke gewoonte – drie keer of ze wel echt op slot is en we trekken het tuinpoortje achter ons dicht. Een rugzakje op mijn rug, eentje op de rug van mijn oudste dochter, de jongste met een onmisbare knuffel in haar hand. Vanavond achterna met een volle auto. Zelfs een weekendje naar zee heeft meer weg van een volksverhuizing.
Onze wandeling brengt ons bij de bushalte, zo vroeg dat we – stevig doorstappend – de vorige bus nog zouden kunnen inhalen. Maar mama komt op tijd. De bus te laat.
De automaat in het station vertelt me niet of kinderen onder de 12 een treinticket nodig hebben en zo grondig heb ik mijn voorbereidend werk helaas niet gedaan. Dan maar de wachtrij die tergend traag vordert want een abonnement moet nog geregeld, een fiets ingecheckt en een potje yoghurt uitgelepeld.
Het wordt een reis met drie treinen. Met drie meisjes die wat op elkaar lijken – mama en dochters – en die dus pas gerust zijn als alle aansluitingen zijn gehaald en de laatste rit is ingezet. De overvolle tweede trein hangt vol verhalen over studentendopen. “En wat als die jongen nee had gezegd toen je vroeg of het goed was dat we bij hem kwamen zitten, mama?”
Door de luidsprekers – wachtend op het kille perron – horen we dat een trein in aanrijding kwam met een persoon. Een koud bericht dat mijn jongste dochter wakker houdt: “Zou die persoon dat met opzet gedaan hebben, mama?” Weer iemand die vanavond niet thuiskomt, denk ik.
In ons hoofd lijken we op elkaar, mijn dochters en ik. Ik hoop maar dat ze altijd wat lichtheid vinden in de donkerte. Dat we hen een beetje inzicht en uitzicht kunnen bieden. Al was het maar door een woord als psycholoog even vertrouwd te maken als het woord huiswerk. Al was het maar door te laten zien dat je mag huilen als je verdrietig bent of ontroerd of blij. Al was het maar door hen te tonen dat er ook een achterdeur is. En dat die misschien een uitweg kan bieden als je de voordeur even niet vindt.