Mijn eigen kleine held. Af en toe wil ik die zijn. Dat ben ik de kinderen verschuldigd. En mezelf vooral. Laat het maar een milde les in leven zijn, voor wie het horen wil en zien. En voelen.
Vandaag was zo ’n dag. Omdat bedachtzaamheid mij drijft – zeker op het water – had ik me goed geïnformeerd. De rivier was helder en kalm, zei men. Strategisch koos ik de oudste dochter om samen met mij te water te gaan. De kleinste gaf ik in handen van haar heldhaftiger papa. Ik hoop maar dat ze dat gevoel niet overhoudt aan deze dag. Als laatste gekozen worden – omdat het echt niet erger kan – trekt een streep door je sportieve dapperheid voor het leven. Dat weet ik uit de turnlessen in mijn kindertijd.
Het water gaf me een oeverloze les in loslaten. Want voorbij de bochten kon ik niet kijken. En de stroming duwde me harder in een richting dan ik wou. Ik roeide met de riemen die ik had en verzette me met alle kracht. Tegen de stroom. Hoe zalig had ik me kunnen laten meedrijven. Maar ergens onder het wateroppervlak verloor ik mijn controle.
Ik begrijp dat dit mensen doet glimlachen. Doet schaterlachen. Ik vertel dit soort dingen nog niet lang zonder verlegenheid of zonder mezelf helemaal uit te gommen. Nu ik 40 ben, weet ik: ze horen bij mij en ik bij hen. Hoe relatief is dapperheid en hoe verschillend angst. Van mens tot mens. Van hart tot hart. Van hoofd tot hoofd. Van hoofd tot hart. Want daar gaat het mis met angst: tussen hoofd en hart.
Mijn angst voor snelheid en water en overkop is niet groter dan de angst van een ander voor micro en tekst en publiek. Allemaal zijn we anders in ons durven en in ons doen. Het is de kunst wat we niet durven aan een ander over te laten.
Of af en toe onze eigen kleine held te zijn.